Toetsing en ontwikkeling

De ontwikkeling van de leerlingen wordt op drie manieren bijgehouden:

- Door middel van observaties (ParnasSys, weekplannning, draaiboeken Pluspunt,

  etc.

- Door de resultaten van methodegebonden toetsen te registreren (minimaal bij: taal,

  spelling, rekenen, lezen)

- Door het gebruik van landelijk genormeerde toetsen van het leerlingvolgsysteem

  BOOM.

Het gebruik van landelijk genormeerde toetsen van het leerlingvolgsysteem BOOM geeft de mogelijkheid om de prestaties van onze leerlingen met de landelijke resultaten te vergelijken.

In groep 1 – 2 maken we echter geen gebruik van deze toetsen, maar volgen we de leerlingen middels de leerlijnen zoals beschreven in het digitale leerlingvolg- en administratiesysteem ParnasSys.

 

We gebruiken de volgende methode-onafhankelijke toetsen (BOOM) in de groepen 3 - 8

 

o   BOOM Woorden

o   BOOM TEKST

o   Spelling (werkwoorden en niet-werkwoorden)

o   Begrijpend lezen

o   Rekenen

o   Doorstroomtoets groep 8 (IEP)

 

Er zijn 2 toetsperiodes voor de methode-onafhankelijke toetsen: Januari / februari (BOOM-versie A) en mei / juni (BOOM-versie B). We kunnen deze toetsen ook tussentijds inzetten (doortoetsen en/of terugtoetsen) om een juist beeld te vormen.

De resultaten van de toetsen worden ingevoerd in een digitaal leerlingvolgsysteem. De voortgang van elk kind kan op deze wijze precies en systematisch bijgehouden worden. Hierdoor kan ons onderwijs zo goed mogelijk worden afgestemd op onze leerlingen.

De interne begeleider coördineert de uitvoering van de toetsen van het leerlingvolgsysteem en controleert de registratie.

De leerlingen van groep 8 (en schoolverlaters HB groep 8) nemen deel aan de doorstroomtoets. De doorstroomtoets sluit aan op de reguliere BOOM-toetsen . De resultaten van de doorstroomtoets worden besproken met de ouders en zijn een hulpmiddel bij de keuze voor het vervolgonderwijs.

 

Overleg over leervorderingen of problemen

Drie maal per jaar (oktober, februari en juni) worden alle ouders uitgenodigd voor een gesprek over de vorderingen van hun kind(eren). Het eerste gesprek is zonder rapport en vooral bedoeld om de start in de nieuwe groep te bespreken. We noemen dit het omgekeerde oudergesprek. De ouders vertellen over hun kind en de leerkracht kan vragen stellen. De andere twee gesprekken zijn met rapport. In deze gesprekken komen de leerprestaties en de ontwikkeling van de leerlingen aan de orde.

Is de tijd tussen deze contactmomenten te kort, dan worden er afspraken gemaakt voor overleg op een ander tijdstip. Dit kan op verzoek van de ouder(s) en/of op het verzoek van school. 

Dossiervorming

Er wordt van de leerlingen een dossier aangelegd zodra ze op de school zijn ingeschreven. Het dossier wordt beheerd door de interne begeleider. Nadat een kind in de leerlingbespreking is aangemeld, worden bovendien gegevens als handelingsplannen, onderzoeken enzovoort aan het dossier toegevoegd. Ouders wordt gevraagd het handelingsplan te ondertekenen en hebben op verzoek recht op inzage van het dossier.

Het leerlingvolgsysteem, hoe leerlingen doorstromen, etc. hebben we uitgebreider beschreven in ons ‘Zorgdocument’ wat bij ons op school aanwezig is.

Zittenblijven en/of versnellen

We gaan er van uit dat een kind in 8 leerjaren de basisschool met goed gevolg kan doorlopen. Toch kan het voorkomen dat de groepsleerkracht en de interne begeleider tot het advies komen een kind een jaar langer over een leerjaar te laten doen (zittenblijven) of juist een groep over te laten slaan (versnellen). Uiteraard gebeurt dit dan in goed overleg en met instemming van de ouders (hier zijn geen wettelijke kaders voor). Het besluit wordt vastgelegd en ondertekend door ten minste één van de ouders.

De schoolkeuze aan het einde van de basisschool

In het laatste schooljaar moet het vervolgonderwijs voor uw kind worden gekozen. De school adviseert u hierin. De toetsresultaten (Boom) worden vanaf groep 6 geplaatst in de zogenaamde Plaatsingswijzer. Het resultaat is een uitstroomperspectief per leerling.

Dit uitstroomperspectief wordt met de ouders besproken en er wordt een doelstelling vastgesteld.  De school adviseert en de ouders bepalen zelf welke schoolkeuze er gemaakt wordt.  Er wordt vanaf het schooljaar 2023-2024 gebruik gemaakt van de doorstroomtoets. Deze wordt in februari afgenomen.  Deze score is niet meer leidend voor het advies van het voortgezet onderwijs. De doorstroomtoets wordt gebruikt als controlemiddel voor de leerlingen en de gemiddelde groepsscore wordt gebruikt als jaarresultaat van de school. Deze score wordt doorgegeven aan de inspectie van onderwijs.

 

Om inzicht in de verschillende mogelijkheden voor voortgezet onderwijs te krijgen, kunt u in oktober/november de verschillende open dagen van voortgezet onderwijs bezoeken.

Dit kan eventueel onder schooltijd. De leerkracht van groep 8 informeert u hierover. Ook leerlingen uit groep 7 (of 6) kunnen gebruik maken van deze mogelijkheid.

Mogelijkheden en grenzen van onze zorg 

 

Onze school streeft ernaar om het best mogelijke onderwijs voor alle leerlingen te geven.

Dat betekent dus ook voor die leerlingen die  - om wat voor reden dan ook -  wat extra’s nodig hebben. Dat moet echter wel op een verantwoorde wijze voor alle betrokkenen kunnen. De basis- en aanvullende ondersteuning kan namelijk om verschillende redenen onder druk komen te staan. Dat heeft vaak te maken met:

-       groepsgrootte (aantal leerlingen in de klas) en

-       zorgzwaarte (aantal leerlingen die aanvullende zorg nodig hebben)

Omdat deze 2 factoren met elkaar verbonden zijn, zijn er ook geen absolute getallen te geven wanneer een groep vol is. Zo kan een groep vol zijn met 30 leerlingen als de zorgzwaarte beheersbaar is, maar er gewoon geen leerlingen meer in het klaslokaal passen. Een groep kan echter ook al bij 25 leerlingen vol zijn. Dan is er vaak sprake van een grote zorgzwaarte, terwijl er fysiek wellicht dus nog wel meer leerlingen in het lokaal zouden passen.

 

Op OBS It Skriuwboerd kunnen leerkrachten hun onderwijs zodanig inrichten dat een deel van de zorg uitvoerbaar is, zonder aanvullende inzet van een onderwijsassistent / leerkrachtondersteuner. Als dat echter niet meer lukt omdat het aantal zorgleerlingen toeneemt (zorgzwaarte) OF omdat de groep erg groot wordt, kan er hulp geboden worden door een onderwijsassistent / leerkrachtondersteuner. Er zitten echter grenzen aan die extra begeleidingstijd omdat die uren van de onderwijsassistent / leerkrachtondersteuner verdeeld moeten worden over - in ons geval -  9 reguliere groepen en 2 VHB-groepen. Het plaatsen van leerlingen is dan ook altijd maatwerk.

 

Naast het niet kunnen bieden van passende zorg, omdat een groep vol zit, zijn er ook een aantal algemene richtlijnen en grenzen aan de zorg. Bijvoorbeeld:

- Als de leerbaarheid van een leerling zodanig is, dat hij/zij het reguliere onderwijsaanbod

  helemaal of grotendeels niet kan verwerken. De richtlijn die wij hanteren is dat de

  leerling met een minimale gemiddelde beheersing van de leerstof van eind groep 6 de

  school verlaat;

- Als het kind zich niet meer veilig en vertrouwd voelt op onze school;

- Als het kind zich niet aan de groeps- en schoolregels kan houden;

- Als het kind niet in staat is om zelfstandig te werken;

- Als de begeleiding van het kind een buitenproportioneel intensief overleg en/of  

  samenwerking vraagt van de leerkracht met ouders en eventuele instanties die bijdragen

  aan de zorg;

- Als er specifieke voorzieningen voor lichamelijke zorg vereist zijn c.q. als het kind niet

  zelfredzaam is;

- Als er extra voorzieningen nodig zijn zoals bijvoorbeeld voor dove of slechthorende       

  kinderen.

 

Voor alle bovenstaande gevallen geldt dat we in overleg met ouders en eventueel externe instanties de grenzen van de zorg zullen onderzoeken en altijd zullen kijken wat een kind nodig heeft om goed tot ontwikkeling te komen. Pas als we:

1.     het idee hebben dat we niet de expertise, tijd en/of materialen in huis hebben die maken dat een leerling zich optimaal kan ontwikkelen EN/OF

2.     de uitvoer van die interventies een zodanig beslag legt op de tijd en de aandacht van de leerkracht dat daardoor de tijd en de aandacht voor de overige leerlingen in de groep onvoldoende of in het geheel niet kan worden geboden (zie hoofdstuk Passend Onderwijs),

 zullen we samen met de ouders gaan kijken welke organisatie dat wel kan.

 

Er kunnen zich echter ook situaties voordoen, waarin gaandeweg de grenzen aan de zorg voor kinderen wordt bereikt, hierbij valt te denken aan:

 

1. Verstoring van de rust en de veiligheid

    Indien een leerling gedragsproblemen heeft, die leiden tot een ernstige verstoring van

    de rust en de veiligheid in de groep.

 

2. Wederzijdse beïnvloeding van enerzijds de verzorging en de behandeling van het

    kind met een handicap en anderzijds het onderwijs aan het kind met die

    handicap.

 

    Indien een leerling verzorging of behandeling vraagt waardoor zowel de zorg en de

    behandeling voor de desbetreffende leerling als het onderwijs aan de betreffende

    leerling onvoldoende tot zijn recht kunnen komen.

 

3. Verstoring van het leerproces voor de andere leerlingen

    Indien het onderwijs aan een leerling zodanig beslag legt op de tijd en de aandacht

    van de leerkracht dat daardoor de tijd en de aandacht voor de overige leerlingen in de

    groep onvoldoende of in het geheel niet kan worden geboden (zie hoofdstuk Passend

    Onderwijs)